Wet Langdurige Zorg

Met ingang van 1 januari 2013 geldt een vermogensinkomensbijtelling voor zowel de Wet Langdurige Zorg (WLZ), voorheen bekend als Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), als voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze bijtelling houdt in dat met ingang van 1 januari 2019 4% van het vermogen in box 3 (was voorheen: 8%), voor zover dat meer is dan het heffingsvrije vermogen, zal worden meegeteld bij het bijdrageplichtig inkomen. Het heffingsvrije vermogen is voor alleenstaanden met ingang van 1 januari 2023 €57.000,00 (jaar 2022: € 50.650,00). Voor partners geldt het dubbele. 

Kortgezegd betekent dit voor u dat u uw vermogen moet ‘opeten’. Met een goed advies en/of estate-planning (zie hoofstuk Estate Planning) kunt u dit wellicht voorkomen. 

Het is de vraag of de (grote) onrust over de eigen bijdrage, mede door de media en door de georganiseerde informatiebijeenkomsten over dit onderwerp, altijd wel terecht is. De ongerustheid leidt soms tot onnodige en soms zelfs ronduit ongunstige beslissingen. Veel mensen denken bijvoorbeeld als eerste aan het overdragen van de woning aan de kinderen. Aan een overdracht van de woning aan de kinderen zitten echter veel fiscale haken en ogen, waardoor dat over het algemeen niet aantrekkelijk is. De eigen woning (hoofdverblijf, box 1) telt immers niet mee als vermogen voor de berekening van de eigen bijdrage WLZ, zolang slechts één van beide partners wordt opgenomen in een WLZ-instelling en de andere partner in de woning blijft wonen. Is er geen partner dan telt de eigen woning vaak de eerste vier tot vijf jaar niet mee.